Aanbiedingsbrief
Voor u ligt de (meerjaren)programmabegroting 2023-2026. De P&C stukken kunt u ook online vinden op: https://noordoostpolder.pcportal.nl/
Inleiding
De voorliggende meerjarenprogrammabegroting 2023 – 2026 is de eerste begroting die wij als college opgesteld hebben en u aanbieden. Voor u als raad is het de eerste begroting die u behandelt en vaststelt. De omstandigheden waaronder en waarvoor deze begroting gemaakt is, kenmerkt zich door de mondiale, en zeker ook nationale, crises en onzekerheden. Het samenkomen van de effecten van de coronapandemie, de oorlog tussen Rusland en de Oekraïne, energieschaarste, klimaatverandering, stikstofproblematiek, het asielzoekersvraagstuk en wonen op de samenleving, is, sinds De Tweede Wereldoorlog, ongekend. De gevolgen voor burgers, bedrijven en overheden hangen met elkaar samen en worden voor een deel ook zichtbaar in de voorliggende begroting. Voor een ander deel zijn de effecten van de crises en onzekerheden nog onvoldoende duidelijk en of niet concreet. Bij de decemberrapportage en volgend jaar zullen vervolgeffecten, waar nodig en gewenst, in aanvullingen op de begroting 2023 - 2026 aan de raad worden aangeboden op initiatief van ons als college dan wel als een uitwerking op een verzoek door u als raad.
De gevolgen van de verschillende crises en onzekerheden komen onder andere tot uitdrukking in de beschikbaarheid en het beprijzen van voedsel, energie, rente, goederen en diensten en raakt de inwoners, bedrijven, verenigingen en andere (maatschappelijke) organisaties in de gemeente Noordoostpolder. Voor een volledig beeld ten behoeve van de begrotingsbehandeling treft u hieronder in cursieve tekst de maatregelen aan voor koopkracht die het Rijk totnogtoe heeft genomen en op Prinsjesdag 2022 bekend gemaakt heeft.
De hoge inflatie en stijgende energiekosten ondermijnen de algehele koopkracht, met name van mensen met een laag- of middeninkomen. Het kabinet heeft maatregelen getroffen om mensen bij te staan bij de koopkrachtproblemen. Dit is onder andere geregeld met een pakket van € 17 miljard aan maatregelen, dat ingaat in 2023. Om welke maatregelen gaat het?
1. Maatregelen ter verbetering van de koopkracht van alle huishoudens
Een prijsplafond voor energie.
- Er komt een tijdelijk prijsplafond voor gas en elektriciteit, waardoor huishoudens meer zekerheid over hun energierekening krijgen.
- De btw-verlaging uit 2022 wordt niet doorgezet, maar de verlaging van de accijns op benzine (22,46 cent per liter) en diesel (15,48 cent per liter) blijft bestaan.
2. Maatregelen verbetering koopkracht lage inkomens
Minimumloon, AOW en uitkeringen sociaal minimum
- Het minimumloon gaat per 1 januari 2023 met ruim 10% omhoog. Ook de gekoppelde uitkeringen (zoals de bijstand en de AOW) stijgen hierdoor. Het kabinet trekt in totaal ruim € 3,8 miljard uit voor het verhogen van het minimumloon.
- Gemeenten krijgen € 1,4 miljard om in 2023 opnieuw een energietoeslag van € 1.300 uit te keren aan huishoudens met een inkomen tot 120% van het sociaal minimum. Gemeenten kunnen al in 2022 € 500 euro van de energietoeslag voor 2023 uitkeren.
Huurwoningen
- De huurtoeslag gaat in 2023 met circa € 17 per maand omhoog.
- De huren van sociale huurwoningen gaan omlaag met gemiddeld € 57 per maand voor huishoudens met een inkomen tot 120% van het sociaal minimum.
Zorgtoeslag
- De zorgtoeslag gaat in 2023 omhoog met circa € 35 per maand naar € 154 per maand. Omdat de zorgtoeslag hoger wordt en het afbouwpercentage hetzelfde blijft, zijn er in 2023 meer huishoudens die recht hebben op zorgtoeslag.
Kindgebonden budget
- Het kabinet verhoogt het kindgebonden budget in 2023 aanzienlijk. Het maximale bedrag dat ouders ontvangen voor het eerste kind, tweede kind en het extra bedrag voor alleenstaande ouders worden in 2023 verhoogd met € 356 per jaar. Het maximale bedrag dat ouders ontvangen vanaf het derde kind wordt verhoogd met
€ 468 per jaar. Deze verhoging wordt in de opvolgende jaren geleidelijk afgebouwd, maar ook op lange termijn blijft het ten opzichte van 2022 een verhoging.
Extra geld bijzondere bijstand en kinderarmoede
- Gemeenten krijgen € 125 miljoen extra voor sociaal minimabeleid om mensen te helpen die acuut in de problemen komen. Gemeenten krijgen ook aanvullende middelen om meer huishoudens schuldhulpverlening aan te kunnen bieden. Het kabinet maakt ook extra geld vrij voor landelijke instellingen die zich inzetten om kinderarmoede terug te dringen, zoals het Jeugdeducatiefonds en Voedselbanken Nederland. Deze bedragen maakt het kabinet later bekend.
Basisbeurs uitwonende mbo- en ho-studenten
- Om de koopkracht van studenten te herstellen, trekt het kabinet eenmalig € 500 miljoen uit in 2023. Het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) verhoogt met dit geld de basisbeurs van uitwonende studenten. Zij krijgen € 165 per maand boven op de basisbeurs die zij vanaf het studiejaar 2023/2024 ontvangen. De verhoging geldt voor mbo-, hbo- en universitaire studenten die recht hebben op studiefinanciering.
3. Maatregelen verbetering koopkracht werkenden
Minimumloon
- Het minimumloon gaat met ruim 10% omhoog. De verwachting is dat dit ook leidt tot hogere lonen in loonschalen vlak boven het minimumloon (tot zo’n 130% van het minimumloon).
Inkomstenbelasting
- Wie werkt, gaat minder inkomstenbelasting betalen. Daardoor houden werkenden meer over van hun brutoloon en wordt werken lonender. Hier wordt € 1,2 miljard voor vrijgemaakt. Dit komt boven op de lastenverlichting van € 2,4 miljard. Van dit bedrag gaat € 500 miljoen naar verhoging van de arbeidskorting. Er gaat € 700 miljoen naar verlaging van het tarief in de 1e schijf.
Het goede nieuws: uw eerste eigen meerjarenprogrammabegroting
In tijden waarin het negatieve nieuws lijkt te overheersen, is het ook goed om positieve ontwikkelingen te melden. Het positieve nieuws is nu dat wij als college u als raad een begroting voorleggen met daarin de visie en doelen die wij gezamenlijk willen bereiken voor onze inwoners en bedrijven. Daar waar dat kan of moet, doen we dat met participatie van onze inwoners en bedrijven. Als college geven wij u vanaf de behandeling van de perspectiefnota 2023 – 2026 in uw raadsvergadering van 4 juli inzicht in het proces van het opstellen van deze begroting aan de hand van de volgende acht stappen:
- chronologisch verloop van de perspectiefnota 2023 – 2026 + het raadsmemo op de Perspectiefnota 2023-2026 naar begrotingsresultaten;
- p.m.-posten uit het Coalitieakkoord 2022 – 2026;
- recente interne en externe ontwikkelingen;
- raadsvoorstellen voor de Campus, het Zwembad en het Mobiliteitsplan;
- inflatie;
- verduurzamen gemeentelijke gebouwen;
- tarieven(beleid), inclusief afvalstoffenheffing;
- vooruitblik op de perspectiefnota 2024 – 2027 en de begroting 2024 – 2027.
Ad 1. Chronologisch verloop van de perspectiefnota 2023 – 2026 + het raadsmemo op de Perspectiefnota 2023-2026 naar de begrotingsresultaten
De begrotingsuitkomsten zijn in de volgende twee tabellen gesplitst weergegeven naar structureel en incidenteel. Eerst de tabel met daarin het verloop naar de begrotingsuitkomsten voor het structurele deel van de begroting (de exploitatie) en daarna de ontwikkeling van de vrije ruimte van de reserve Beleidsplan.
Begrotingsresultaten structureel (exploitatie)
Vanwege het grillige verloop van de begrotingsresultaten in de twee tussenjaren
is de kasschuif toegepast, op een manier die leidt tot gelijkmatige structurele exploitatiebegrotingsresultaten.
Ontwikkeling vrije ruimte reserve beleidsplan (financiële positie)
Incidentele versus structurele middelen en gezonde financiën
Het Rijk zet de lijn door om gemeenten minder structurele algemene middelen te geven en meer incidentele middelen. Gemeenten hadden de minister juist gevraagd om meer structurele middelen om daarmee beleid te kunnen maken en dat uit te voeren en dus voor dienstverlening aan inwoners en bedrijven en het instandhouden van een goed voorzieningenniveau.
Gemeente Noordoostpolder verwerkt en rubriceert die incidentele en structurele delen van de algemene uitkering, waarover zekerheid gegeven is door het Rijk, waardoor nu geen sprake is van een miljoenentekort en dito bezuinigingsopgave voor gemeente Noordoostpolder. Het Rijk heeft de eerdere componenten van de compensatiemiddelen Jeugd, accressen en de opschalingskorting voor een aanzienlijk deel incidenteel gehouden, evenals de extra € 1 miljard voor gemeenten voor het jaar 2026. Het Rijk gaat zelfs verder door de algemene uitkering voor het structurele deel voor het jaar 2027, dat buiten de scope van de meerjarenprogrammabegroting valt, verder te verlagen. Ten opzichte van de meicirculaire heeft het Rijk gemeenten verder bedeeld met extra incidentele middelen in de algemene uitkering.
Ook met de voorliggende begroting is het gemeente Noordoostpolder gelukt het voorzieningenniveau in stand te houden en invulling te geven aan nieuwe en reeds eerder vastgestelde bestaande ambities. De begroting kent een structureel duurzaam evenwicht en een goede financiële positie (de verhouding reserves versus schulden). Baten in de begroting worden opgenomen waarover we zekerheid hebben. In bestuurlijke lijn met de perspectiefnota is de keuze voor nieuw incidenteel en structureel beleid en de middelen die daaraan verbonden (kunnen) worden, aan u als raad.
Het is zaak om de incidentele middelen van de algemene uitkering zo in te
zetten dat deze enerzijds de ambities en doelen van deze gemeenteraad dienen
en anderzijds niet conflicteren met de scheiding die gehanteerd moet worden
tussen incidentele en structurele lasten die hieraan gerelateerd zijn.
Ad 2. PM-posten uit het Coalitieakkoord 2022 – 2026
Conform de opzet van de financiële vertaling van het Coalitieakkoord volgt hieronder de uitwerkingen van de PM-posten uit het Coalitieakkoord gesplitst in structureel en incidenteel.
Structureel
Mobiliteit en bereikbaarheid
Verhogen regulier budget onderhoud wegen
De beoordeling van de benodigde budgetten voor wegen wordt in het nieuwe mobiliteitsplan meegenomen. Het mobiliteitsplan wordt begin 2023 aan de gemeenteraad aangeboden.
Een aantrekkelijk onderwijsaanbod
Nieuwe basisschool in Emmelhage
Bij de verdere uitbreiding van de wijk Emmelhage worden in de planvorming de wenselijkheid, behoefte en mogelijkheid van een nieuwe basisschool meegenomen. In de begroting is vanaf 2025 rekening gehouden met een kapitaallast voor een investering van € 6 miljoen. Dit bedrag staat in de begroting opgenomen met een zacht oormerk, wat betekent dat de middelen weliswaar opgenomen, maar niet beschikbaar zijn, omdat er eerst een raadsvoorstel moet worden gemaakt en aangeboden aan de raad.
Scholen in een gezonde leefomgeving
Voor de ontwikkeling van een gezonde leefomgeving van scholen wordt viermaal € 50.000 beschikbaar gesteld. De realisatie wordt zoveel mogelijk in samenhang gezien met de uitvoering van de projecten in Voorzien in Vastgoed (ViV). In het Coalitieakkoord was uitgegaan van een structureel middelenbeslag, maar in combinatie met ViV lijkt een incidentele beschikbaarstelling van € 200.000 toereikend om het doel van ‘scholen in een gezonde leefomgeving’ te realiseren.
Incidenteel
Een bruisend Noordoostpolder
Op een vaste plek
De uitkomsten van de behoeften, wensen en mogelijkheden voor het realiseren van het verhaal van de polder op een vaste plek wordt uitgewerkt voor een Werelderfgoedcentrum en het Cultuurbedrijf. In de perspectiefnota 2024 – 2027 zullen de resultaten opgenomen worden van de eerste toets van de prébusinesscase.
Bij de verzelfstandiging van het Cultuurbedrijf is afgesproken dat er op termijn gekeken zal worden naar herhuisvesting, waarbij alle functies, behalve museum Schokland, op één locatie gerealiseerd worden. Deze raadsperiode zijn zowel voor het theater als Muzisch Centrum grote ingrepen onvermijdelijk en is het belangrijk om in 2023 een besluit te nemen over het al dan niet herhuisvesten van het Cultuurbedrijf. Door de Coronacrisis heeft de voorbereiding voor een besluit hierover vertraging opgelopen. Bovendien heeft de raad aangegeven dat het niet wenselijk is alle grote projecten uit ViV in dezelfde fases uit te voeren. De eerdere berekeningen voor de kosten van de verschillende varianten zullen worden geactualiseerd naar het huidige prijspeil.
Meedoen in de samenleving
Zoeken naar oplossingen voor de armoedeval
Armoede uit zich onder meer in (zeer) beperkte financiële middelen, sociale uitsluiting, gezondheidsproblematiek en beperkte toegang tot onderwijs. De Verenigde Naties omschrijven armoede als “het niet kunnen voorzien in de eerste levensbehoeften”. Door de prijzen van energie en opgelopen inflatie worden steeds meer mensen door armoede getroffen. Ook zal worden gekeken naar sociale armoede, wat betekent dat inwoners niet mee kunnen doen aan het normale maatschappelijk leven, omdat er geen geld is voor een sportclub of vereniging, voor schoolactiviteiten of een uitstapje van de seniorenvereniging of bijvoorbeeld voor toegang tot internet. Bij het zoeken naar oplossingen wordt aangesloten bij het bestaande beleid, zoals bijvoorbeeld de bijzondere bijstand. Zie voor verdere toelichting op blz 82, onder 1.13 ‘ We onderzoeken oplossingen die de armoedeval binnen gemeentelijke regelingen verkleinen’ .
Ad 3. Recente interne en externe ontwikkelingen
Uitgewerkt beleid met incidentele middelenvraag
Tussen de perspectiefnota die de raad in zijn vergadering van 4 juli 2022 heeft behandeld en het opstellen van deze begroting heeft het college diverse punten van ingezet beleid uitgewerkt inclusief de bijbehorende middelen. In alle gevallen gaat het om incidenteel benodigd budget. Het gaat om de volgende acht punten die zijn opgenomen in de onderstaande tabel.
* Voordat de middelen voor deze drie doelen aangewend mogen worden, krijgt de raad een separaat raadsvoorstel aangeboden.
Nog niet uitgewerkt beleid en (nog) geen middelenvraag
Borgen continuïteit organisatie. Om een organisatie goed te laten (blijven) functioneren, heeft deze medewerkers. Nu en ook in de toekomst. De arbeidsmarkt wordt door de overheid gekwalificeerd als zeer krap en de krapte is zichtbaar in alle regio’s en vrijwel alle beroepsgroepen, terwijl de werkdruk toeneemt. In steeds meer bedrijven en organisaties komt de bedrijfsuitoefening in het geding. De gemeentelijke organisatie zal de komende tijd verstevigd moeten worden om te borgen dat de wettelijke en autonome taken uitgevoerd kunnen (blijven) worden. Op deze wijze kan ook het dienstverlenings- en voorzieningenniveau voor de inwoners en bedrijven op een aanvaardbaar peil blijven.
De arbeidsvoorwaarden zullen in relatie tot andere (semi)overheden en de private markt reëel moeten zijn om én medewerkers te behouden én nieuwe medewerkers aan te trekken. Verder zal geïnvesteerd moeten worden in werving en opleiding van nieuw personeel. Een gevolg van de krapte op de arbeidsmarkt in samenhang met de groeiende hoeveelheid taken die een gemeente moet uitvoeren en de eigen ambities, is dat het aandeel ingehuurde medewerkers van externe bureaus ongeveer verdubbeld is, zonder dat daar budget voor is.
De middelen voor externe inhuur ontstaan door de vacatureruimte en door specifiek beschikbaargestelde middelen door de raad, bijvoorbeeld voor projecten en (incidentele) taken die het Rijk opdraagt. Voorbeelden zijn de werkzaamheden in verband met Corona, de vluchtelingen uit de Oekraïne, toeslagenaffaire en tegemoetkoming energietoeslag. Inhuur van externen kost anderhalf à tweemaal het budget van een medewerker in loondienst bij de gemeente. Het effect is dat dit ten koste gaat van de producten en diensten/dienstverlening, zowel direct, als indirect. Verder brengt inhuur met zich mee dat de eigen medewerkers zwaarder worden belast, doordat deze naast hun eigen werk een deel van de werkzaamheden in verband met de vacature moeten overnemen en omdat een externe medewerker ingewerkt en begeleid moet worden. Het college volgt de ontwikkelingen en de hiermee gepaard gaande risico’s voor de continuïteit van de bedrijfsuitoefening nauwlettend.
Het college informeert de raad of doet -indien nodig- voorstellen om de continuïteit te kunnen blijven borgen.
Kader- en verantwoordingsmomenten hiervoor zijn de clusterkwartaalbegrotingswijzigingen 2023, de perspectiefnota 2024 – 2027 en de begroting 2024 - 2027.
Ad 4. Raadsvoorstellen voor de Campus, het Zwembad en het Mobiliteitsplan
De voorstellen voor aanvullende kredieten voor de nieuwbouw van een Campus, de renovatie van het zwembad Bosbad en het Mobiliteitsplan zijn tijd- en agendavolgordelijk zodanig geagendeerd dat de effecten (van de voorgestelde) besluitvorming van de raad niet primitief in deze meerjarenprogrammabegroting opgenomen kunnen worden. Immers, u als raad heeft over deze drie majeure investeringen nog geen besluit genomen. Om ervoor te zorgen dat wanneer u als raad op deze drie majeure investeringen besluiten neemt in de raadsvergadering(en) waarin u deze behandelt, dient alsdan in de exploitatiebegroting en de financiële positie ook de mogelijkheid te bestaan uw besluiten te verwerken.
U als raad dient nog besluiten te nemen over de majeure investeringsvoorstellen.
Voor de integrale afweging hebben wij deze financiële gevolgen als ‘zachte oormerken’ verwerkt in de exploitatie en de balans. Hierdoor overziet u de financiële gevolgen
van uw besluiten. De definitie van een ‘zacht oormerk’ is een genummerd budget-
of investeringsbedrag in de exploitatie of balans van een begroting, die een
raadsmarkering en een hulpmiddel vormt om bij toekomstige besluitvorming de
herkomst en plaats van deze middelen te kunnen vaststellen. Door bedragen te
‘oormerken’ mogen ze nergens anders voor worden gebruikt dan voor het beoogde
doel, tot dat de raad anders besluit.
Op 25 mei 2020 heeft u een besluit genomen om voor de renovatie/ verbouw Bosbad een budget van
€ 14.152.160 inclusief btw beschikbaar te stellen. Door kostenontwikkelingen is een aanvullend raadsbesluit nodig om de renovatie te kunnen realiseren. Het geactualiseerde bruto investeringsbedrag dat benodigd is, bedraagt € 20.972.095. Het verschil ad € 6.819.935 kan worden gedekt uit het naar voren halen van budget uit het onderhoudsprogramma voor € 939.741, door een extra aanvraag in te dienen bij het Rijk voor een Specifieke Uitkering Sport (SPUK) van € 440.822 en door het restant van € 5.439.372 te onttrekken aan de reserve Beleidsplan.
Hieronder volgt een technische beschrijving hiervan in de programmabegroting. In de afzonderlijke raadsvoorstel(len) die u hiertoe voorgelegd worden, wordt een nadere toelichting gegeven op de technische verwerking van dit majeure project. Omdat dit een technische toelichting betreft, is verklarende tekst hieronder in grijsgearceerde cursieve tekst weergegeven.
Voor de nieuwe VO-Campus is op basis van het schetsontwerp en het huidig prijspeil een nieuwe investeringsraming opgesteld. In totaal is voor het uitvoeren van de door u gekozen variant van de VO-Campus, een investering nodig van € 49.258.957. In het oorspronkelijke voorstel van de raadsvergadering van 07 juni 2021 was gerekend op een investering van
€ 36.000.000. Dit geeft verwachte meerkosten ten bedrage van € 13.258.957.
Bij de aanvraag van het aanvullende investeringskrediet wordt aan de raad voorgesteld de kapitaallasten van het extra gevraagde budget van € 13.258.957 te dekken uit de
exploitatiebegroting van Voorzien in Vastgoed (ViV). Hiervoor is een structureel budget van
€ 40.000 nodig vanaf het begrotingsjaar 2026, waarmee tevens de totale investering van de VO-Campus in de exploitatie opgenomen wordt en de dekking vanuit de reserve Beleidsplan vervalt.
Deze reorganisatie van zowel de budgettering, het investeringskrediet als de dekking van de lasten hiervan is een gevolg van herbeoordeling en aanpassing van de afschrijvingstermijnen voor VO-campus voor het gebouw en de terreinen rond de Campus. Verder is de toe te rekenen projectrente gesteld op 0% (was 1%) als gevolg van fasering van de investering en de daardoor gewijzigde vereiste toepassing van de verslaglegging- en verslaggevingvoorschriften hiertoe (BBV).
De afschrijvingsreserve VO-campus heeft, op basis van oorspronkelijke besluit VO-Campus,
een omvang van € 5,7 miljoen. Hiervan blijft € 1.489.510 benodigd uit deze reservering binnen de reserve Beleidsplan voor de inpassing van de VO- campus in het bestaande gebouw. De resterende gereserveerde € 4.210.490 valt vrij ten gunste van de reserve Beleidsplan.
Het mobiliteitsplan, zoals deze begin 2023 aan u voorgelegd zal worden, omvat een totaal investeringsbedrag van € 6,2 miljoen, welke gedekt wordt uit de reserve Beleidsplan.
Ad 5. Inflatie
Een aanzienlijk deel van de exploitatiebegroting is voor de inflatiecorrectie begroot en gedekt. Dat betekent dat er ook een deel niet of nog onvoldoende begroot en gedekt is. Voor een goed en volledig inzicht worden eerst de verschillen tussen de inflatiecorrectie weergegeven zoals deze bij de begrotingsrichtlijnen zijn opgenomen in de perspectiefnota en de door het Rijk bijgestelde correcties voor inflatiepercentages in de septembercirculaire.
Voor de salariskosten lijkt de naar 3,3% neerwaarts bijgestelde inflatiecorrectie die het Rijk in de septembercirculaire hanteert voor de salarissen aan de behoudende kant. Op dit moment is in de begroting gerekend met 3,6%, een percentage dat uit de meicirculaire komt en vanwege de late verschijning van de septembercirculaire niet meer aan te passen was. Afgezet tegen de marktontwikkelingen lijkt een hoger percentage voor inflatiecorrectie van salarissen niet ondenkbaar. Elke procent meer stijging dan 3,6% van de salarissen betekent een lastenverhogend effect van circa € 300.000. Omdat het Rijk zelf gaat over de salariskostenontwikkeling kan niet worden uitgesloten dat het Rijk bij een hoger percentage geheel of gedeeltelijk de algemene uitkering aanpast voor 2023 en verder. Het Rijk kan ook alleen voor 2024 en verder een correctie doorvoeren, waardoor het effect voor 2023 incidenteel wordt. Tot nadere berichtgeving van het Rijk besluit het college vast te houden aan de 3,6% inflatiecorrectie uit de meicirculaire zoals die in deze begroting verwerkt is.
Het verschil voor de inflatiecorrectie tussen de mei- en septembercirculaire van 3,0% naar 4,9% kon niet meer bij de budgetten zelf verwerkt worden. Dit in verband met de oplevertermijn en tevens omwille van de onzekerheid over welke budgetten het gaat en met welk percentage inflatie toegepast zou moeten worden. Voor ongeveer € 20 miljoen materiële uitgaven is de inflatiecorrectie onvoldoende doorgevoerd, zonder dat bekend is voor welke budgetten welk percentage toegepast moet worden als inflatiecorrectie omdat dit eerst aan het eind van 2022 en in 2023 bekend wordt via de aanpassingen van de prijzen op de markt door de leveranciers en aannemers. De verschillen in de prijsstijgingen fluctueren per kostensoort. De prijsstijgingen voor energie, wegenonderhoud, groen en bouw lopen sterker op dan de opgenomen inflatiecorrectie.
Een aanpassing van de inflatiecorrectie voor grote gesubsidieerde instellingen van 3,45% naar 3,7% is niet in de begroting begrepen. Deze aanpassing kon niet meer als zodanig worden verwerkt. Overwogen kan worden in hoeverre deze bijstelling uit de stelpost inflatiecorrectie gedekt kan worden, wat alsdan een wijziging op de primitieve begroting is die of onderdeel uitmaakt van de primitieve begroting of terugkomt in een apart voorstel in de decemberraad als een wijziging op de begroting.
Voor het begroten zijn voor de inflatiecorrectie de uitgangspunten gehanteerd zoals
deze in de begrotingsrichtlijnen zijn opgenomen van de perspectiefnota 2023 – 2026.
Om de inflatiekosten boven het gehanteerde correctieniveau op te kunnen vangen
voor de salarissen, materiele uitgaven en subsidies is een stelpostinflatiecorrectie in
de exploitatie opgenomen van € 1 miljoen. De stelpost is een budget van de raad.
Voor het geval het Rijk voor 2023 niet met een tegemoetkoming richting gemeenten
komt door de algemene uitkering te verhogen, wordt een zacht oormerk aangebracht in de reserve Beleidsplan van € 1 miljoen.
Bij de clusterkwartaalbegrotingswijzigingen zal het college onderbouwd aanvragen
doen om gebruik te mogen maken van de stelpost in de exploitatie die opgenomen is in het budget Onvoorzien en voor middelen uit het zachte oormerk in de reserve Beleidsplan.
N.B.: voor het kunnen plaatsen van beschikbaarheid van informatie van het Rijk uit de mei- en septembercirculaire en het proces naar de relevante producten naar de raad, wordt een korte planning weergegeven.
De meicirculaire werd gepubliceerd op 31 mei en de gegevens die de gemeente moet ontvangen om alles te kunnen verwerken, werden aan het einde van die week ontvangen. De laatste collegevergadering voor de perspectiefnota was gepland voor 17 mei, evenals het aanleveren van de stukken bij de griffie. Om de raad maximaal actueel te informeren is een memo nagezonden met effecten van de meicirculaire en hoe het vervolgproces voor de begroting er uit zou zien.
De septembercirculaire werd op 20 september 2022 gepubliceerd en de gegevens om de mutaties voor Noordoostpolder te berekenen in de nacht van 23 op 24 september. In de nacht van 26 op 27 september kwam er een aanvullend bericht. De laatste collegevergadering van de begroting 2023 – 2026 was gepland voor 4 oktober, evenals dat dit de aanleverdatum was voor naar de griffie.
Na het kunnen verwerken van de gegevens uit de septembercirculaire heeft het college de complete vertaling van de septembercirculaire in de begroting willen hebben opgenomen, waarna nog een integrale herbeoordeling van alle ambities, plannen en ontwikkelingen volgde. Dat is gelukt en het college is er content mee deze eerste meerjarenprogrammabegroting in deze vorm aan de raad aan te kunnen bieden.
Ad 6. Verduurzamen gemeentelijke gebouwen
In de organisatie worden verduurzamingsmogelijkheden voor gemeentelijke gebouwen onderzocht, waarbij bezien wordt wat de mogelijkheden zijn die passen binnen de bestaande budgetten en kredieten van de meerjarenprogrammabegroting. Het uitgangspunt is dat er een verschuiving van kostensoorten plaatsvindt van energiekosten naar investerings- en onderhoudskosten. De investeringen in verduurzaming die passen binnen de begroting als gevolg van verschuiving tussen kostensoorten kunnen een bevoegdheid zijn van het college. Voorwaarde is dat de raad het college hiertoe delegeert bij het aanbieden van deze begroting. Bij de clusterkwartaalbegrotingswijzigingen zullen de interne herallocaties (verschuiving van budgetten) van de investerings- en energiekosten (lasten) aan de raad worden verantwoord en ter vaststelling aangeboden voor een begrotingswijziging. In het geval de som van de investering in verduurzaming en de onderhoudslasten hiervan niet gedekt kunnen worden door lagere energielasten, zal vooraf aan de gemeenteraad een investeringsvoorstel worden voorgelegd.
Ad 7. Tarieven(beleid), inclusief afvalstoffenheffing
Het college biedt de raad de begroting aan met verwerking van de tarieven op basis van kostendekkendheid voor de rioolrechten, afvalstoffenheffing, begraafrechten en leges. Voor de OZB wordt de norm aangehouden die het Rijk meegeeft in de septembercirculaire van 3,3%, waar in de perspectiefnota bij de begrotingsuitgangspunten nog werd uitgegaan van 3%. De tarieven voor de OZB worden aangepast aan de gemiddelde waardeontwikkeling van de verschillende categorieën objecten, zodat als gevolg van de waardeontwikkeling gemiddeld geen effect uitgaat voor de hoogte van de OZB-aanslag en wordt geneutraliseerd.
Het tarief afvalstoffenheffing is nog niet kostendekkend omdat voor de jaren 2022 en 2023 een ingroeikorting van de afvalinzamelaar en -verwerker van toepassing is als gevolg van een nieuwe dienstverleningsovereenkomst die substantieel meer kost dan de overeenkomst die tot 2022 gold. Voor 2023 stijgt de afvalstoffenheffing voor de meerpersoonshuishoudens met 12,6%. Het tarief voor een meerpersoonshuishouden komt op gemiddeld € 368,77 (was € 327,52). De afvalstoffenheffing voor de éénpersoonshuishouden stijgt met 12,6% tot gemiddeld € 313,44 (was € 278,47). Hierbij is geen rekening gehouden met de eenmalige korting van € 19,04 per huishouden die de raad voor 2022 heeft vastgesteld. Indien hiermee wel rekening wordt gehouden dan stijgen de tarieven met circa 20%.
Het uitgangspunt is om de tarieven van de rioolheffing voor 2023 gelijk te houden aan de tarieven van 2022 (watertakenplan en kostendekkingsplan). Het tarief voor een huishouden voor 2023 bedraagt € 174, hetzelfde tarief als voor 2022.
De tarieven voor de leges zijn trendmatig verhoogd met gemiddeld 3%. De Eerste Kamer debatteerde op 1 november 2022 over de Omgevingswet. Bij instemming van de eerste Kamer, morgen, 15 november, treedt de Omgevingswet met ingang van 1 januari 2023 in werking. Ten tijde van de voorbereiding van de belastingverordeningen 2023, waaronder de Legesverordening 2023 en het schrijven van deze aanbiedingsbrief, is er nog geen besluit genomen over de inwerkingtreding van de Omgevingswet. Voor het belastingjaar 2023 biedt het college u daarom twee versies aan van de Legesverordening 2023: een versie waarbij wordt uitgegaan dat de Omgevingswet met ingang van
1 januari 2023 inwerking treedt en een versie indien de Omgevingswet niet vastgesteld is door de Eerste Kamer.
Ad 8. Vooruitblik op de perspectiefnota 2024 – 2027 en de begroting 2024 – 2027
Voor diverse onderwerpen geldt dat deze niet in deze begroting aan de orde komen maar een plek kunnen krijgen in de integrale afweging bij de perspectiefnota 2024-2027. Het gaat om de volgende onderwerpen:
- Renovatie kunstgras(voetbal)velden (gedeeltelijk middelen beschikbaar gesteld in de vorm van regulier budget). De raad krijgt hiertoe een plan aangeboden.
- Huisvesting cultuurbedrijf. Bij de verzelfstandiging van het Cultuurbedrijf is afgesproken dat er op termijn gekeken zal worden naar herhuisvesting waarbij alle functies, behalve museum Schokland, op een locatie gerealiseerd worden (voor circa € 7 miljoen vernieuwbouw kapitaallasten aanwezig in de begroting van het Cultuurbedrijf).
- Focus op Brede Welvaart. Verleggen van de focus van (economisch) beleid naar Brede Welvaart bij optie- en gronduitgiftebeleid (geen specifieke middelen voor opgenomen in de begroting).
- Verbinden, versterken toerisme en recreatie (geen specifieke middelen voor opgenomen in de begroting).
- Dienstverlening en digitalisering Wet Open Overheid (WOO) (gedeeltelijk middelen voor opgenomen in de begroting)
- Digitalisering. Ontwikkelingen op het gebied van ICT en digitalisering van invloed op de organisatie (gedeeltelijk middelen voor opgenomen in de begroting).
- Monitoring SD, WMO en GGD (geen specifieke middelen voor opgenomen in de begroting).
- Duurzaamheid. Duurzaamheid omvat verschillende thema’s die gaan over klimaatverandering en het voorkomen van aantasting van de leefomgeving. Het tegengaan van klimaatverandering door de besparing van CO 2 (klimaatmitigatie) of het aanpassen aan de reeds ingezette klimaatverandering (klimaatadaptatie) Hierdoor raakt het bijna alle thema’s in de gemeente (gedeeltelijk middelen voor opgenomen in de begroting).
- Vervanging wegen bij einde levensduur of herinrichting. De aangelegde infrastructuur moet op enig moment vervangen worden, wanneer een bepaalde levensduur bereikt is of wanneer de inrichting niet meer voldoet voor het hedendaagse gebruik (geen middelen voor opgenomen in de begroting).
Inzicht in de structurele begrotingspositie
Het inzicht in de structurele begrotingspositie is voor uw raad een belangrijk aandachtspunt. In lijn met de adviezen van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de provinciale toezichthouder presenteren wij hieronder het begrotingssaldo, zowel voor het begrotingsjaar als voor de meerjarenraming.
Slot
Dit is de eerste meerjarenprogrammabegroting die dit college voorbereid heeft. Wij bieden u deze meerjarenprogrammabegroting 2023-2026 aan in de wetenschap dat er een aanvullende- en vervolguitwerking van ambities en plannen nodig is. Deze presenteren wij u door middel van separate raadsvoorstellen en door middel van de perspectiefnota 2024 – 2027. Voor nu hebben wij de overtuiging dat u als raad een begroting heeft ontvangen die transparant weergeeft wat u onze inwoners en bedrijven aan voorzieningen wilt bieden en hoe de lasten betaald worden.
Burgemeester en wethouders van Noordoostpolder,
de secretaris, de burgemeester,