Grip op sociaal domein
De gemeente Noordoostpolder zag de kosten binnen het sociaal domein de laatste jaren steeds verder toenemen. Om deze trend zoveel mogelijk te keren zijn er in het proces “Grip op sociaal domein” maatregelen genomen die de groei moeten gaan afremmen en de werkelijke kosten zullen op hetzelfde niveau moeten blijven. De resultaten van de maatregelen worden, waar mogelijk, zoveel mogelijk gemonitord. Of de maatregelen ook de werkelijke financiële gewenste effecten zullen hebben, moet achteraf blijken. Het risico bestaat dat de werkelijke financiële effecten afwijken van de verwachte financiële effecten. Een deel van de maatregelen zijn namelijk gericht op maatwerkvoorzieningen en dit zijn openeinderegelingen.
Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO)
In de begroting wordt uitgegaan van reëel te verwachten lasten. Dat betekent dat een inschatting gemaakt wordt van de vergrijzing, de indexatie op de kosten en nieuwe of vernieuwde taken.
De burgers moeten een beroep kunnen doen op WMO als dat noodzakelijk is, ook als het budget niet toereikend is. We spreken bij de WMO-regeling van een openeinderegeling. Er wordt zoveel mogelijk rekening gehouden welke impact bijvoorbeeld de vergrijzing zal hebben op het rijksbeleid van onder andere “langer thuis wonen”. De afgelopen jaren is het aantal burgers dat gebruik maakt van huishoudelijke ondersteuning toegenomen en het is de verwachting dat deze stijging de komende jaren zal doorzetten. De invloed die de door rijkswege verlaagde eigen bijdrage heeft op de huishoudelijke ondersteuning, wordt ook zo goed mogelijk verwerkt in de begroting. De al eerdergenoemde indexatie van de tarieven kan anders uitpakken dan voorspeld. Dat dit onzekerheden met zich meebrengt is bij eenieder bekend, maar we zullen daar ook dit jaar weer rekening mee moeten houden.
De ontwikkelingen die vanaf 2023 worden ingezet op het gebied van beschermd wonen brengen weer nieuwe onzekerheden met zich mee.
Beschermd wonen is voor mensen van 18 jaar of ouder die door psychische of psychosociale problemen 24 uur per dag ondersteuning nodig hebben. In 2022 is er een start gemaakt met de voorbereidingen van de doordecentralisatie van beschermd wonen van de centrumgemeenten naar alle gemeenten. Vanaf 1 januari 2024 komt er een nieuwe financiële verdeling voor gemeenten en een zogeheten woonplaatsbeginsel. Hierdoor nemen de financiële risico’s toe, ook omdat binnen Flevoland sprake is van een afname van het totale budget van 22%. De overschotten die er tot dusver zijn worden gebruikt voor de bekostiging van andere regionale Wmo-voorzieningen.
Jeugd
Ook bij jeugdhulp spreken we over een openeinderegeling, omdat de inwoners altijd een beroep moeten kunnen doen op noodzakelijke zorg. De laatste twee jaren blijft het aantal unieke cliënten stabiel of neemt bij sommige zorg zelfs wat af. Dat geeft geenszins garantie dat deze trend doorzet, ook al zetten de gemeente er, door middel van preventie, wel op in. We moeten ons bewust blijven dat het risico bestaat dat deze lasten kunnen fluctueren.
Voor 2023 gaan de tarieven voor regionale jeugdhulp in het kader van jeugdhulp met verblijf aangepast worden als gevolg van het aflopen van huidige contracten. Momenteel is nog niet duidelijk wat de tarieven precies gaan doen. Mogelijk risico is dat de tarieven met de nieuwe contracten zullen stijgen en hoger worden dan waar in de begroting rekening mee is gehouden.
De regionale jeugdzorg met verblijf wordt nog door een contractpartner uitgevoerd. Als aan het eind van het jaar blijkt dat bij de uitvoering grote afwijkingen zijn ontstaan ten opzichte van het contract, is afgesproken dat dan in overleg gegaan wordt met deze contractpartners om de reden en de financiële consequenties vast te stellen. Het risico bestaat dat aanvullende afspraken noodzakelijk zijn en de lasten daardoor hoger worden dan vooraf is geschat.
Daarnaast dienen er nieuwe subsidieovereenkomsten gesloten te worden met betrekking tot de jeugdbescherming en -reclassering. Ook in dit geval is er een mogelijkheid dat door onder andere een verhoging van de tarieven de kosten zullen stijgen.
Participatie en minimabeleid
Bij het minimabeleid komen de eventuele tekorten voor het grootste deel voor rekening van de gemeenten. Rijksbeleid met uitgavenplafonds bepaalt hoeveel middelen de gemeente van het Rijk ontvangt om de kosten te dekken. De economie bepaalt uiteindelijk welke vragen de gemeente moet beantwoorden. Hierdoor bestaat het risico dat de uitgaven hoger worden dan waarvoor gemeenten door het Rijk voor worden gecompenseerd.
Als de economische onzekerheid toeneemt, zal de vraag naar meer en vaker ondersteuning toenemen en zal het ook direct zijn weerslag vinden op de bijstandsuitkeringen.
Voor het bekostigen van de uitkeringen, ontvangen gemeenten binnen de participatiewet een gebundelde uitkering bekender onder de naam BUIG. Doordat hier sprake is van een landelijk budget met objectieve verdelingen kan het zijn dat het landelijk budget niet hoog genoeg is om de kosten te dekken, of dat de middelen niet toereikend zijn voor de specifieke situatie van onze gemeente. De vangnetregeling die hiervoor bedoeld is, waarin een deel van de tekorten wordt afgetopt, worden in het volgende jaar pas uitgekeerd.
Vanaf 2022 wordt de loonkostensubsidie (LKS) over de gemeenten niet meer verdeeld via het objectief verdeelmodel, maar op basis van de laatst bekende realisaties. Bij de vaststelling van het voorlopige LKS budget wordt uitgegaan van de realisaties twee jaar (T-2) voorafgaand van het budgetjaar. Bij het definitieve budget zal van de realisatie van het voorgaande jaar (T-1) worden uitgegaan.
Bij de Bbz bestaan er financiële risico’s voor de gemeente. Bedrijfskredieten worden door de gemeente voorgefinancierd, hetgeen in het jaar erop weer wordt vergoed door het Rijk. In de jaren erna moet de gemeente 75% van de verstrekkingen weer terugbetalen, waarbij het risico aanwezig is dat de aflossingen door de ondernemers hierop achterblijft.
Wet sociale werkvoorziening (WSW)
De wet voor de sociale werkvoorziening wordt voor onze gemeente uitgevoerd door “Concern voor werk”. De vergoeding die we voor het uitvoeren van de wet ontvangen van het Rijk, maken we over naar deze gemeenschappelijke regeling. De gemeenschappelijke regeling laat momenteel, ook nadat volop is ingestoken de tekorten terug te dringen, nog steeds een tekort in de meerjarenraming zien. De gemeenten die in deze gemeenschappelijke regeling mee participeren, zullen moeten bijspringen zodra een tekort ontstaat. Voorlopig wordt tot en met 2025, onder andere vanwege de positieve solvabiliteit en het weerstandsvermogen, geen extra bijdrage verwacht.